Een milde miniblog over stollingsverschijnselen

Wij zijn opgegroeid – stop: ik ben opgegroeid – met het idee dat personen er toe doen. Churchill, Rossevelt, later Kennedy, maar ook Thatcher en Reagan. Zodra ik het Engels machtig was, begon ik bladen als Time en Life te lezen. De eigenaar daarvan, Henry Luce, geloofde heilig in de rol en relevantie van het individu, de persoon. Deze week kwam het bericht dat Robert Caro eindelijk met zijn vierde deel komt over het leven van oud-president Lyndon B. Johnson. Er is nooit een grotere ploert president geweest (noot uit 2020: tot Trump). En toch is hij ook de man van een enorme sociale doorbraken geweest in de jaren 60. Hij maakte een enorm verschil. Over hem wil ik lezen.

Wonend in Nederland en opgroeiend in een bepaald gedachtegoed, is dat Amerikaanse beeld bijgesteld en zie je het belang van verbanden meer, maar net als de meeste Nederlanders blijf ook ik gevoelig voor de gedachte dat de enkele mens er ontzettend veel toe doet. En anders zijn er nog wel de media om mij aan die rol te herinneren: alles wordt persoonlijk gemaakt. Wat kunnen we toch lief zijn in onze dwaasheid.

Deze week is het moment gepasseerd dat we met z’n 7 miljard medebewoners op deze aardkloot zijn. Men telle: 7.000.000.000. Een digitaal tellertje leerde mij dat ik zelf net geboren werd voordat de 3 miljard wereldwijd werd bereikt en de 10 miljoen in Nederland. Toen was de grote emigratiegolf naar Canada en Nieuw-Zeeland al in volle gang; Nederland was immers overvol.

Maar deze blog ga ik niet verspillen aan een sentimenteel ‘vroeger was alles ..’. Wat mij bezig houdt is de vraag wat het doet als je samenlevingen met zoveel elementen krijgt. Wanneer gaat het stollen? Waar ligt het omslagpunt? Of, in termen van Philip Ball’s Critical mass (2004), als we het over een vloeistof hebben; wat is het kristallisatiepunt, het punt dat water ijs wordt? Dat vloeibaar vast wordt?

Er komt een moment dat, als je het macro bekijkt, continenten stollen rond hun dominante systemen. Niet zo mooi helder als op onze middelbare schoolplaatjes over water en ijs, maar net zozeer. Individuen kunnen alleen nog maar binnen dat systeem hun beperkte bewegingen maken, wat ook hun positie of talenten zijn. Dat lijkt me nu aan de hand. Je ziet het aan de bijna gezichtsloze macht van Chinese leiders, de machteloze macht van Obama, de marginale passen van Merkozy, de gekooide bullepassen van Putin. De leiders zijn exponenten van hun systeem en veel minder dan vroeger de vormgever ervan. De uitkomst van een nog fundamenteel ongekend mechanisme waardoor grote groepen van elementen opeens een kritieke dichtheid kunnen bereiken. Een dichtheid die de aard van de het spel verandert. We kennen vele boeken over de opkomst en de val van het Westen en nu weer dezelfde boeken over de opkomst van Azië. Fukuyama (2010) en vele anderen schrijven er weer fantastisch over. Maar wat als er geen opkomst of ondergang meer is, maar slechts een stolling? Langs de randen is nog volop beweging. Zuid-Amerika, maar ook Afrika, zijn aan het opkomen. Delen van continenten, waaronder Europa, kunnen nog afkalven. Binnen een domein als het Russische is weer een concentratiebeweging gaande. Per saldo zie ik echter een nieuwe wereldkaart van aan elkaar groeiende ijsschotsen van geordende miljarden. De andere kant van de opwarming van de wereld, zullen we maar zeggen.

Het is geen wetenschap wat ik hier bedrijf, hoogstens werk ik met de echo’s van wat inzichten zoals die nu rondgaan. Maar het maakt me wel mild naar onze leiders toe. Zij zijn wij, ons gestolde systeem. En het gaat dus ook helemaal nergens meer over. De getallen zijn te groot. De grens van beïnvloeding lijkt voorbij. Er valt eigenlijk niets over te melden. Of het moet net in dat ene moment, in die ene daad zijn, dat ons systeem weer even vloeibaar wordt. Vloeibaar als een traan in een zonnestraal.

Peter Noordhoek

www.northedge.nl