Cliches in de sleet. Over hapjes bestuurskunde taal vol tegenstellingen

Ik vind het een fascinerend verschijnsel dat we onze samenleving alleen bestuurskundig goed kunnen duiden in een taal die vol onzekerheden en tegenstellingen staat. Zolang we daar eerlijk over zijn kan dat waardevol zijn. De arrogantie ligt echter altijd op de loer. Hoe volwassen kunnen we over onze samenleving spreken?

Kent u de Wisent, de Europese bizon? We hebben ze ook hier in Nederland. Toen de eerste Wisenten op het Kraansvlak, een duingebied bij Zandvoort, werden afgeleverd, gingen ze hun kist uit, liepen het zand op, strekten hun voorpoten alsof ze net als de paus de grond wilde kussen, en namen toen een hapje zand. De smaak moet bevallen zijn, want ze doen het daar fantastisch. Ik stel voor om hier ook wat aan zandhappen te gaan doen.

Bestuurskundigen zeggen het zo vaak tegen elkaar: ‘We leven in een tijd van verandering’. Dus: ‘Het openbaar bestuur moet anders.’ Want: ‘Zo kan het niet langer’.
Een sceptisch mens zou kunnen denken: alleen de taal waarin we onze paniek verwoorden wijzigt zich, niet de paniek zelf.
Het volgende dat we dan tegen elkaar zeggen is: ‘Ja, maar er is wel degelijk wat aan de hand’. Ooit wel eens iemand ontmoet die dat betwijfelt? Wat we eigenlijk tegen elkaar zeggen is geen statement maar een vraag: ‘Weet jij welke kant het op zal gaan?’ En daar hebben we dan weer de woorden van nu voor: ’transitie’, ‘kanteling’, ‘digitalisering’.

Veel van wat gezegd wordt is dus voorspelbaar; clichés in wording, clichés in de sleet. En toch is het belangrijk om een hap woordenzand te nemen en echt te proeven. Wat smaakt nog wel goed?

Dat zijn de korrels waarvan je eigenlijk niet weet wat je nu echt proeft. Dat wat je niet kunt plaatsen. Voor mij hoort daar iedereen bij die zegt: ‘Ik weet het niet meer’, want die begint het te begrijpen. Daar hoort zeker iedereen bij die zegt: ‘Het is niet of – of; het is en – en’. En ik word helemaal wakker als iemand zegt: ‘Er gebeuren tegelijk tegengestelde dingen en dat is nog leuk ook’. Kijk, dat smaakt, maar waarna eigenlijk?

Professor Roel in ’t Veld – als bestuurskundige durf ik te zeggen: onze Roel in ’t Veld – heeft in zijn laatste oratie zoiets lekkers gezegd. Afgelopen 7 februari deed hij zijn rede als nieuw hoogleraar sustainability and governance aan de Universiteit Tilburg. Op basis van de beschikbare tekst quote ik hem als volgt:

“Ontwikkeling nu en in de toekomst is gekenmerkt door gelijktijdige spanningsvolle aanwezigheid van tegengestelden die elkaar nodig hebben. Zoals centralisatie en decentralisatie, integratie en fragmentatie. Vanuit deze karakteristiek moet je naar de wereld en naar toekomsten kijken”

Tegengestelden die elkaar nodig hebben. Ik citeer het zonder cynisme. Hij heeft volgens mij groot gelijk. Maar ook bij hem denk ik: wat proef ik nu eigenlijk? Iemand anders heeft ooit gezegd: het teken van volwassenheid is het vermogen om twee tegengestelde gedachten in je hoofd te houden zonder gek te worden. Maar wat In ’t Veld zegt gaat verder: hij heeft het over meerdere tegengestelden. Hij heeft het over toekomsten, meervoud. Hoe volwassen moet je daarvoor zijn?

De vraag stellen is hem beantwoorden. Misschien ligt dat ook aan de bron van het communicatiedrama waar wij bestuurskundigen onderdeel van zijn. Wij hebben er geen moeite mee om voor Europa te zijn en er toch kritische opmerkingen over te maken. Wij draaien onze hand er niet voor om de decentralisaties nodig te vinden en toch het mislukken ervan te voorspellen. En als we dan gevraagd worden om concreet te worden, pikken we gewoon een element uit de tegenstelling en presenteren die als oplossing. Europa moet minder regelen. Er moet meer geld bij de taken. Zo spreek je er over als volwassenen onder elkaar, want die ander weet dat jij weet dat je meer weet. Enzovoort. Flexibel, onderhoudend, volwassen.

De tegenstelling in al deze tegenstellingen is daarmee die van volwassene versus kind. Degene die met deze tegenstellingen om kan gaan, zal al snel gezien worden als een arrogante volwassene tegenover de kennelijke kinderen die dat niet aankunnen. Europa als project van de elite. Decentralisatie als een conceptueel speeltje van Den Haag. En dan verbaasd zijn als veel burgers zich vervolgens als domme peuters behandeld voelen.

Wat is dan echte volwassenheid? Het inleveren van je eigen genuanceerde inzicht in al die tegenstellingen? Zeker niet. En er mag af en toe best wrijving zijn. Maar het zou toch raar zijn als dat zelfde paradoxale inlevingsvermogen in allerlei beleidsproblemen ook niet ingezet zou kunnen worden in de emotionele tegenstellingen tussen mensen.  Dus: knielend een hapje van de beleidstegenstelling nemen. Dan een hapje van de menselijke tegenstellingen. Langzaam proeven. Dan opstaan.

Peter Noordhoek

www.northedge.nl