Watersnood 1953

Burgemeester kijkt vanaf balkon Doktershuis

Watersnood 1953

door Mevr. D.M. van der Bijl-Van Ewijk

Er was mij om gevraagd om een babbeltje te houden over onze belevenissen in deze laatste weken tijdens en na de ramp.

Om u een indruk te geven van de situatie bij ons zal ik beginnen met te vertellen dat wij sedert tien jaar in ‘s-Gravendeel wonen. Daar mijn man huisarts is en ik me amuseer met de huishouding, vier kinderen van 9, 8, 4 en 1, 5 jaar, apotheek en consultatiebureau voor zuigelingen.

Wij wonen daar in een oud huis (gebouwd in de eerste helft van de 18e eeuw), dat aanvankelijk in het bezit was van een beurtschipper, en ’t ligt dan ook tussen een binnenkreek aan de zuidkant en een haventje aan de noordkant. De voorraden graan werden op onze zolder, die nu verbouwd is tot slaapverdieping, opgeslagen en op een gunstig moment doorvervoerd via de Dordtse Kil, waar we vlakbij wonen. Het belangrijkste was echter dat het huis op de dijk gebouwd was en dus hoog lag en hoorde bij de heel weinige huizen in ons dorp die droog bleven.

In 1830 is ’t voor 800 daalders verkocht, die oude koopakte hebben we nog en daarom is ’t al gauw doktershuis geworden en gebleven. ’t Ligt centraal op een knooppunt van 9 wegen. In ’t onderhuis, dat nu bewoond is door evacués, bevonden zich de oude stal, studeerkamer van mijn man, rommelkamer en kelder met centrale verwarming.

Op de avond van de 31e januari waren de oudste kinderen nog in Dordt wezen zwemmen, maar kwamen veel te laat thuis omdat de oudste zei van de weg afgewaaid te zijn. Inderdaad stond er ondanks de dubbele ramen een stevig briesje in de kamers. Huiskamer, kleine en groote zitkamer, eetkamer en keuken lopen alle in elkaar, dit bleek reuze praktisch ook toen ’t huis volliep. Iedereen kon iedereen altijd vinden. We wilden die avond bij wijze van uitzondering eens vroeg naar bed en keken vanuit onze slaapkamer, die aan de voorzijde ligt, eerst nog even naar ’t haventje. ’t Hoorde laag water te zijn, maar tot onze schrik zagen we dat ’t water nu al zoo hoog stond als het anders alleen bij snel hoog water staat.

De dijkwacht was dan ook al bezig de vloedpalen in het muurtje te zetten om te voorkomen dat ’t water uit het haventje het dorp in zou stromen (dit is zoolang we hier wonen nog maar 2 maal gebeurt).
Mijn echtvriend besloot de dijkopzichter die sedert 3 weken met een hersensschudding in bed lag te gaan bevrijden, om de dijken langs te gaan rijden. Hij nam onze oudste en enige zoon mee, omdat we dachten dat hij zo’n hoge waterstand vermoedelijk nooit meer zou zien, nog niet vermoedend dat ’t zulke afmetingen aan zou nemen.

De bewuste meneer zat al te popelen in bed en was direct bereid mee te gaan. Ze reden de dijken in Puttershoek, Strijen Sas en langs de Kil af en kwamen tegen één uur terug.

Ik had intussen soep gewarmd en met de dijkwacht die stond te vernikkelen van de kou een kopje gevat.

Deze verzekerde mij dat al ging het water erover de rioolputjes het makkelijk konden houden!

Het gekke is dat alle buitenstaanders veel meer onder de indruk waren van de storm dan wij. Wij keken alleen maar (naar) dat voortdurend rijzende water.

Inmiddels was mijn man weer thuisgekomen om de zoon af te leveren en weer verdwenen om gereedschap van het waterschap dat op een paar km afstand buiten het dorp opgeslagen ligt te gaan halen.

Inmiddels waren er wat meer mensen wakker geworden en op de Kaai, zoals ’t pleintje voor ons huis genoemd wordt verschenen. Dit is steeds de verzamelplaats voor nietsdoende en sensatiebeluste dorpelingen. De verschillende dijkwachten liepen het huis in en uit om de waterstanden door te geven en op te nemen, per telefoon. Tegen drieën kwam ’t bericht dat de Kildijk door ging sijpelen en de wijk erachter ontruimd moest worden. Tegelijk ging de noodklok luiden, onbeschrijfelijk luguber geluid.
We kregen een gezin met drie kleine kinderen in huis, voor de baby haalden we de wieg naar boven en speelgoed voor de andere twee. Mijn kinderen liet ik slapen. We deden toen wat we in ernstig onweer doen en wat we in de oorlogswacht deden, we zetten een doodgewoon kopje thee en laafden alle nerveuze mensen die bij ons binnen renden. tegen vier uur liep de dijk tegenover

ons huis vol en hierbij vielen de eerste slachtoffers. Het om hulp roepen van de mensen die naar de zolder vluchtten, klonken over de dijk. Een snikkende man kwam binnen die zijn meubeltjes eerst had willen redden en daarbij zijn vrouw en kleinkind verspeelde. Een boer die gewaarschuwd werd ging eerst zijn huisraad verslepen en de koeien verdronken.

In ons voortuintje werden varkens gedeponeerd. Ze stonden op de stoep met een ijskast, dit alles in het hartstikke donker.

Tegen zes uur brak de Molendijk door waarbij 40 mensen om het leven kwamen. Tegelijk vielen gas, elektriciteit en waterleiding uit. Ik had kaarsen klaargezet maar aan het water had ik niet gedacht. We renden nog naar het onderhuis om de wasmachine te redden die we in de wasbak tilden samen, anders is die met vier man niet te tillen. Hierbij haalden we onze eerste natte voeten, want het water stroomde het huis binnen terwijl het een afschuwelijke stank verspreidde. Hoger dan 1 meter is het in het onderhuis niet gekomen.

Wat waren we ziels dankbaar toen het licht werd, maar wat we buiten zagen was ontzettend, alleen de dijk voor ons huis was droog gebleven. Voor de rest was het een zee van water. Naast ons huis stroomde een waterval naar beneden, die later bleek een gat van 1,5 meter in de weg geslagen te hebben. Nu het licht werd konden de mensen die op de afgesloten eilandjes van de Molendijk zaten gered worden.

Een vroeger dienstmeisje van ons had 3 uur daar gestaan en haar moeder en twee zusjes zien verdrinken. de rest van de morgen waren we druk met het behandelen van gewonden en het voor zover mogelijk verstrekken van droge kleren.
Vijf minuten nadat mijn man patiënten op de Molendijk een boot beloofd had, sloeg de dijk op de kruising Molendijk Provinciale weg door, de mensen zaten op het dak en zijn verdronken. Mijn man op 5 minuten na. De kinderen namen het geval heel rustig op en waren doodkalm, behalve de oudste, die veel gezien had.

Tegen de middag begonnen de EHBO ploegen en hulpcolonnes te komen, de meeste zonder eten en water. gelukkig had ik een emmer water gekregen maar durfde deze niet weg te geven. Vanaf die tijd is een oneindig aantal behulpzame lieden in ons huis geweest, de meeste moesten we weer weg sturen omdat ze dachten dat hier gewonden lagen, maar we hadden slechts behoefte aan boten, lieslaarzen en water!! Gelukkig kwam tegen 4 uur een ploeg pontonniers uit Dordt die snel aan het werk togen tot ‘s-avonds laat toe. Ze lagen nog geen kwartier op de grond te maffen in onze zitkamer toen een boer kwam vertellen dat het huis van zijn broer op instorten stond. Er waren daar 6 kleine kinderen. Normaal ligt dat huis op 10 minuten afstand fietsen, nu waren ze 3 uur onderweg maar ze hebben het gefikst!! De kinderen wandelden hier zo doodbedaard binnen of er totaal niets aan de hand was. De hele nacht hoorde je het geloei van koeien die aan de dijk stonden. Ik vergat nog te vertellen dat zondagavond rondgeroepen was door de dorpsomroeper dat iedereen moest evacueren die niet werkte. In de loop van de maandag is toen bijna het hele dorp geëvacueerd.

De zieken werden bij ons in huis gedragen, want van de Kaai vertrokken de bussen en ziekenauto’s. De kadaverploeg kwam in werking en we kregen ons eerste drinkwater en koffie uit Dordt. De situatie in ons huis was nu wat vrolijk geworden. In de wachtkamer uitdelen van brood en melk, in de spreekkamer bivakkeerden twee gezinnen; praktijkzolder als radiozendstation; apotheek, lysol voor reiniging van kadaverploegen; in de gang kwam later de lichtaggregaten van Philips; huiskamer bevatte gemeentehuis en politie, zitkamers gaande en komende man. In eetkamers opslagplaats voeding, keuken waar we tot vrijdag dag en nacht dorpelingen en hulpploegen aan de dijken van voedsel voorzagen. Je stond daar in het slik!

Boven nog twee zendposten en 10 logees en wijzelf!
Voortdurend voeren er nieuwe bootjes met vluchtelingen de straten af, patiënten kwamen hier

eerst nog hun “flessie goed” of poeders halen en vertrokken weer. De deur stond dag en nacht open, ondanks ijzige koude; er werd niemand ziek, ik zelfs niet verkouden. ’s Nachts hadden we de centrale verwarming uit moeten trekken omdat die onder water ging.
Tegen 11 uur stond plotseling onze Koningin in de kamer. Ze was diep onder de indruk en zei heel weinig en was, geloof ik, erg geschrokken van alles wat ze zag, net zo erg als wijzelf. Mijn man kreeg het verzoek de gang van zaken uit te leggen. Ondanks het feit dat hij twee nachten niet geslapen had kwam hij nog vlot uit zijn verhaal.

Hare Majesteit wilde absoluut niets drinken en toen ik haar een stoel aanbood zei ze “Daar zult u meer behoefte aan hebben dan ik”. Mijn dochtertje fluisterde mij in “Mammie is dat nu de Koningin, gewoon met een hoofddoekje om!” Ze had haar natuurlijk minstens compleet met Kroon gemeend te zien binnenwandelen.

Bij het afscheid nemen wist ze nog precies aan wie ze voorgesteld was.

De burgemeester leidde haar het dorp rond en toen ze wegging zei ze “’t Komt mij voor dat dit de meest getroffen plaats van ons land is”.
Ik herinner mij niets van wat zij zei, alleen dit dat ze precies het juiste woord wist te vinden bij dit zielige troepje uitgeputte mensen dat wij toen wel waren.
Ik geloof dat diezelfde dag nog de Commissaris Mr. Kesper hier was. De dagen hield je niet uit elkaar. We zijn fantastisch geholpen met alles wat we vroegen. Een zekere meneer Hamel uit Hilversum reed dag en nacht om ons alles te verschaffen wat we nodig hadden.
We waren ziels dankbaar met onze eerste petroleum branders, butagastoestellen. We konden nu iedereen van warmwater en warm drinken voorzien; voor de uitgeputte mensen had ik steeds cognac, dat hielp fantastisch. Ik liep met een borrelglaasje in mijn zak want er moest natuurlijk hier en daar gerend worden. Ongelukken zijn bij het evacueren niet gebeurd. Een keer sloeg er een boot om met kinderwagen, gelukkig konden beide gered worden.

Het aantal personen buiten dat de hele dag binnenliep steeg bij het uur. Eerst praatten we graag en veel, maar na een poosje schoven we dit op elkaar af.

Omdat ons huis het enige grote droge huis was werden ook de dekens, matrassen, kleren en wat er maar kwam opgeslagen. Je brak je nek over de bende. Mijn schilderijen lagen onder mijn bed.
Dinsdagavond hebben we de vermoeide mannen voor het eerst gelaafd met een gebakken eitje, dit ‘s-nachts om één uur. Daarna hebben de meeste wel voor het eerst geslapen. De soldaten waren zo “in” koud dat ze de petroleumkachels bij hun voeten zetten. Ik was doodsbang voor brand en smokkelde ze zo gauw mogelijk mee weg.
Maandagnacht verwachtten we 20 man hulppolitie in de huiskamer, alles rokend en wel. Dinsdagnacht werd een gat in het Schenkeltje, een klein binnendijkje, gedicht waardoor er één wijk zaterdag daarop al droog was gepompt door 40 brandspuiten. Donderdagnacht werd de Strijensedijk, die de verbinding met het binnenland vormt, gered. Het weer was al die tijd afschuwelijk koud, mijn man voerde steeds het warme eten aan en drinken aan naar de dijken. Het water sloeg geregeld over de auto heen.
Een ploeg Veritasleden hielp enorm flink. Woensdag zaten er hier dermate veel mensen in huis dat ik de oudste en jongste dochter naar Dordt en Rotterdam stuurde. Diezelfde dag kregen we ons eerste warme eten. Er liepen zoveel mensen in en uit dat ik geen tijd over hield het kleintje te verzorgen, bovendien was het heel koud.
We werden geïnterviewd door radio Luxemburg, radio Boston, Toronto, Berlijn en Parijs en Noorwegen. Een gezellige huisvader toonde mij zijn medeleven door te zeggen “You lost all your privacy, didn’t you?” Er kwam de hele Amerikaanse Ambassade met 20 man, Oostenrijkse en Zwitserse Roode kruis, Zweden, Denen en Franse politie, teveel om op te noemen. Zondagavond kwam de heer Wilton het gemaal Neptunes inspecteren dat met vier buizen de polder leeggezogen heeft, waarin de watertoren staat. We hebben nu sedert twee weken water om te drinken.

Na tien dagen hebben we weer elektriciteit dankzij de leeggekomen wijk. Gas krijgen we voorlopig niet, dit is meer te wijten aan de slechte toestand van de bestaande fabriek. De toestand van de droog gekomen huizen is onbeschrijfelijk, dat moet je zien om het te geloven. Maar iedereen pakt alles buiten verwachting flink aan. De slachtoffers zijn nog niet alle gevonden, er worden er nog 8 vermist.

De sloten zijn nog te vol geslibd om snel te kunnen werken, maar er wordt nog steeds door een Roode Kruis ploeg gezocht. Gelukkig hebben we ook nog wel eens gelachen. Nu zou ik willen eindigen met nog een paar komische noten te vertellen. Hoe bijv. onze oudste dochter het onderhuis leeg wilde scheppen met een steelpannetje in de aanrecht. Hoe de burgervader uit Den Haag opgebeld werd om te vragen welk jongetje van 9 jaar heldendaden verricht had want daar moest iets aan gedaan worden. Dit bleek de zoon, die allesbehalve de held is te zijn, maar hij had met een Roode Kruisband om sigaretten en aspirientjes uitgedeeld aan evacués en was daarbij opgemerkt door een Deense journalist van een sensatiekrantje.

Hoe de burgemeester opgebeld werd door een politiepost uit een verre wijk van het dorp dat er bij de agenten een lichte dame zat. Dit was een Amerikaanse semi-artse die er inderdaad vlot uitzag, maar vervuld was van de beste bedoelingen.
Hoe ik een week lang een butler had, die de hele dag door de kamers rende zoo dat iedereen die binnenkwam binnen 5 minuten zeker een beker thee, koffie en erwtensoep achter de kiezen had. Ik werd stapelgek van het jochie.

Hoe we een briefje van een Hy-patiente kregen die vroeg om het recept van de natte medicijnen. En dat we een nacht lang in de angst zaten over een deputatie uit Luik te ontvangen met niemand die vlot uit zijn Frans kwam. Hoe we ons uitsloofden in hortend Frans tegen een die in vlot Vlaamsch antwoordde en dan nog dat er in alle eerste bussen drinkwater die we kregen kikkers zaten. Hoe de opper van de Rijkspolitie s’-morgens voor me liep te stofzuigen. En dan nog even serieus, het was hartverwarmend te constateren hoe de mensen elkaar hielpen en hoe moedig ze waren.

Ik hoop dat ik niet al te chaotisch ben geweest in mijn beschrijvingen en u een beetje wijzer gemaakt te hebben over de belevenissen van een huisvrouwarts in het noodgebied.