ProHRO: een beweging steekt de oceaan over

Op 15 en 16 november was de eerste ‘ProHRO’ conferentie aan deze kant van de Atlantische Oceaan. Vertegenwoordigers uit een tiental Europese landen plus de nodige Amerikanen kwamen in Den Haag bij elkaar om te spreken over ‘high reliability organizing’ (HRO), in het Nederlands ‘hoog betrouwbaar organiseren’. Ik heb er in het Nederlands inmiddels al zo’n vijf artikelen (mede) geschreven, dus wil er hier niet teveel inhoudelijk bij stilstaan (zie artikelen). Laat ik het zo proberen samen te vatten: HRO gaat over de gedragscomponent bij kwaliteits- en risicobewegingen. Onder leiding van denkers als Karl Weick en Kathleen Sutcliffe, van wie de laatste op het congres was, is er eindelijk een vrij goed onderbouwde set van gedragskenmerken beschikbaar die het verschil maken tussen een organisatie die betrouwbaar heet te zijn omdat het gecertificeerd is en een organisatie die betrouwbaar is omdat de betrokken medewerkers de noodzakelijke alertheid en veerkracht tonen die voor echte betrouwbaarheid nodig is.

Is het al duidelijk wat ik bedoel? Dacht het al. Morgen overhoort de meester. Het probleem van het congres was dat het ging over iets dat hoogst relevant is, het potentieel heeft om een doorbraak te zijn in het denken over de (kwaliteit en risico’s van) organisaties, maar inherent zo weinig ‘pakbaar’ is dat het wel eens over zou kunnen waaien.

Eerst nog iets over de relevantie. Ik mocht een sessie leiden met de directievoorzitter van een groot aantal basisscholen en een vertegenwoordiger van de Onderwijsinspectie. (basistekst in artikelen, gepubliceerd in het kader van congres ’toezicht en wetenschap’). Het werd een fascinerende ontmoeting tussen twee betrokken topprofessionals. Anoniem werden de resultaten besproken van twee basisscholen, beide met duidelijke problemen. De eerste school had in de ogen van de inspecteur te weinig probleembesef, de tweede school toonde probleembesef en uit de papieren plannen kon gehaald worden dat ze daar ook actie op zouden nemen. De directeur was het niet met de inspecteur eens. Mede op basis van de HRO vragenlijsten ontstond er een heel ander beeld. De eerste school (kort door de bocht) had een onderlinge cultuur om problemen te benoemen, de tweede niet. het papieren verhaal was een buitenkant verhaal. Ik schrijf het hier korter op dan recht doet aan het onderzoek en de discussie erover in de deelsessie, maar het laat het verschil wel zien. Het mooie was dat het publiek, in het bijzonder een forse man uit de wereld van de olie- en gaswinning, perfect begreep wat zich afspeelde in de discussie tussen toezichthouder en toezichtobject, ook al kwamen ze zelf uit hele andere sectoren. De olieman vertelde over de nieuwe wereld die is ontstaan na het ongeval in de Golf van Mexico en Deep water Horizon. In een tijdbestek van drie maanden is de oude toezichthouder daar opgeheven en een nieuwe verschenen, maar iedereen is nu op zoek naar de heilige graal van een andere werkcultuur. En dus waren en andere mensen met harde koppen op deze conferentie afgekomen om meer te horen over de nieuwe benadering.

De benadering is dus relevant genoeg om de Oceaan over te steken. In potentie. Toch wil ik zo scherp zijn om te zeggen dat de benadering eigenlijk nog te weinig omlijnd is om hanteerbaar te zijn. En zo lastig het ook is om te beschrijven wat ‘hoog betrouwbaar”  is, het is nog lastiger om aan te geven wat de beste manier is om het in te voeren. Sterker nog; de geestelijke vader en moeder van de beweging geloven niet dat er een standaard manier is om het in te voeren. Alles is steeds weer situatie en context bepaald. Dat vraagt dus een grote mate van volwassenheid van organisatie en leiding om er ‘instructieloos’ mee om te gaan. Dat betekent heel veel spiegelen op houding en gedrag. Juist de organisaties die HRO het meeste kunnen gebruiken komen er daarom het moeilijkste aan toe. Ik heb daarom uit het congres nog geen gevoel over gehouden dat de doorbraak er nu echt komt.

Tsja. Daar steek je dan je tijd in. Maar ik weet niet hoe het met u, de lezer is, maar ik word eigenwijs van zoiets. Was er dan iets anders te verwachten? geloof je dan nog echt in simpele oplossingen? Moeten we dan maar weer allemaal op onze knieën gaan omdat organisaties kinderen willen blijven? Kom op. Laten we onszelf en onze klanten serieus nemen. Als HRO relevant is – en alle praktijksessies uit deze conferentie wijzen daar op – dan is het ook de moeite waard om er in te blijven investeren. het is duidelijk nog een ‘work in process’, maar dat zijn de leukste. Hoop u te zien op een volgende HRO-conferentie ofbij een  praktijktoepassing. 

Peter Noordhoek

www.northedge,nl