A Walk on the Wild Side

Hoe wild was jij? Als tiener, begin twintiger?

Hoe wild ben je nu nog?

Ooit dit verlangen gehad?

Naar sex, drugs, rock en roll?

I did. I confess.

Hoeveel van ons zijn er dichtbij geweest?

Dichtbij geweest? Ja, ik wel. Soms er in, soms er buiten. Dichtbij zeker.

Ik kom uit de rock. Deep Purple Rock moest het zijn. Blauwe hoes, vijf hoofden. In Rock. Soms Zeppelin. Als we niet aan het slijpen waren.

Ik werd groot met de echo’s van Woodstock. En Easy Rider: born to be wild. Ik had de poster. Zag de film, in de soos. De oudere broers van mijn vriend waren hippies. Lang haar en zo. Wierook, druipkaarsen en Vietnam. Hadden iets met Cuby & the Blizzards, ik niet zo. Maar Brainbox was geweldig. Ik kreeg op het schoolfeest een handtekening van Kaz Lux. Maar goed, Brainbox was niet zo hip. Net als Cuby een bluesband, eigenlijk. Ik liet mijn haar ook maar groeien. Voelde wel zacht aan als je het in je nek legde.

Maar nee. Ik was van de rock. Hendrikx was ook goed. Ik had een bootleg LP met ‘Purple Haze’. Had ik ook van Dylan, maar dat was geen rock. Kreeg ik via een leraar van mij. Ook wat hippie. Onder het dorp was veel hippie.

Veronica kwam langs, in een oude fabriek. Thuis wilden ze dat ik naar stijldansen ging. No way.
Ik ging los op Ten Years After. Kwestie van soepele nek en snelle benen. Ik won.
Een meisje belde. Ze zei dat er een ander meisje verliefd op me was geworden. Het bleek dat zij het zelf was. OK.

Samen met haar en drie andere meiden naar het Malieveld om te protesteren tegen het einde van Veronica. Als enige jongen met de meiden mee. Dizzy Mans Band. Feest. met haar naar De Doelen in Rotterdam. Ten Years After. Going home, my baby. Baby, I’m going home.

Iemand kwam met hasj. De zoon van de burgemeester in het dorp naast ons. De kamer stond bol van de zoete lucht. Nee, dank je. Ik weet nog niet waarom niet. Ik reed weg op mijn Puch. Hans volgde mij op zijn Zündapp. Kom mee. Platen draaien.

Hans had heel veel platen. En bier. En een kelder onder het huis die we helemaal voor onszelf en onze vrienden hadden. Het begon met één pick-up en een buisversterker, daarna kwam er nog een koffergrammofoon bij. Geluid op z’n hardst zetten. Rock, maar ook veel sixties, zelfs fifties. We werden gevraagd om op een verjaardagsfeestje te draaien. Halverwege de avond bliezen we de versterker op. Ik geloof dat het toen al uit was met het vriendinnetje.

Toen opeens kwam George McCree met zijn ‘Rock you baby’. We waren het eens: helemaal fout. Erger kon niet. De meisjes wilden er wel op dansen. Ach wat.

De vader van Hans had geld. We gingen naar Londen en smokkelden platen en apparatuur naar Nederland. Het rookapparaat maakte helaas kortsluiting. Hans kon zuipen en worst eten en dan toch niet ziek worden op de boot. Klasse.

Buiten de disco hield ik vast aan de rock. Ik kocht ‘Schools out’ van Alice Cooper. Een LP met een damesslip er omheen. Grappig, maar ik gooide het er af. Mijn moeder vond het later. Misverstand.

De disco groeide. Uiteindelijk hadden we drie bakken van elk twee meter lang, vol singles, LP’s en apparatuur. Vier grote bozen zorgden voor de herrie. En we hadden een lampenkast. Daarom hadden we een dertigtal lichtschakelaars gemonteerd. Aan elke schakelaar was een gekleurde spot verbonden. De sport was om met de handen op de maat van de muziek de schakelaars om te rammen. Aan het einde van de avond was er geen schakelaar meer heel. Maar het stond wel stoer bij de dames. Soms namen we de vriendinnen in onze armen terwijl we op de schakelaars ramden. Op de maat. Zo’n beetje.

Ik deed dat niet zo vaak. Ik was DJ. I’m the man. In het begin pas na twee biertjes. Platen selecteren, platen draaien, bruggetjes maken. Sfeer maken, herrie maken. Disco. What else?

Two things. Ergens in de avond deed ik altijd een blokje klassieke rock & roll. ‘Rock around the clock’. Altijd feest.

And the other thing. Ergens op de avond bracht ik Lou Reed langs. Van zijn LP Transformer. Heel soms met ‘Perfect Day’ als het laat en er genoeg dames waren, maar hoe dan ook deze: ‘Walk on the Wild Side’. Nooit iemand die klaagde ‘about giving head’, nooit iemand die protesteerde dat hij niet verleid wilde worden door een transsexueel, een ‘homo’. Neeee. Wel altijd vele iemanden die ‘doop-da-dooop-da-doop’ zongen. Even iemand anders waren. On the Wild Side.

Op een gegeven moment hoorde ik het wel. En daarna elke keer. De leeg gelopen dromen, het ‘He never gave it away’.

En thuis pakte ik dan, vanaf 1973, de volgende LP van Lou Reed: ‘Berlin’. Het was geen Transformers. Niets was dansbaar. Het had strijkers. Fout. Overgeproduceerd. Maar het had wel dit: loutering & droefheid. Betoverende sadness. No sex, drugs en rock and roll. Real, fucking life.

This is the bed where she laid her head
When she went to bed at night
And this is the place our children were conceived
Candles lit the room brightly at night

And this is the place where she cut her wrist
That odd and fateful night
And I said oh, oh, oh, oh, oh, oh, what a feeling
And I said oh, oh, oh, oh, oh, oh, what a feeling

What a sad song.

Daarna ging ik mijn huiswerk doen.

 

Peter Noordhoek