Organiseer de collectiviteit van zelfstandigen anders!

Zo gaat het niet werken. De pogingen om van de grote groep (Z)ZP’ers een collectief te maken om zo verzekerings- en pensioenproblemen op te lossen doen geforceerd en oneigenlijk aan. Er is een betere route om vast te stellen wie de echte zelfstandigen zijn. Er is een andere manier om de collectiviteit van zelfstandigen te organiseren: via de vakverenigingen!

De noodzaak van collectivisering van zelfstandigen

Langzaam maar zeker komen we dichter bij het moment ‘waarop de collectiviteit zal worden geregeld’ voor de grote groep van die zich tussen het werkgever- en werknemerschap bevinden en zichzelf zelfstandig, zelfstandig professional of toch maar gewoon ZZP’er noemen. Het zou om een groep van iets minder dan een miljoen personen gaan. Per definitie kan er van uit worden gegaan dat het lastig is om van zo’n grote groep van individuen vast te stellen wie werkelijk zelfstandig is. Het wordt nog eens extra lastig gemaakt omdat er een aantal definitiekwesties spelen die een bijna ideologische lading hebben: gaat het om veredelde werknemers of verarmde werkgevers? Is iemand zelfstandig uit keuze of omdat hij of zij is weggesaneerd? Gaat het echt om professionals of om mensen die eigenlijk niet goed genoeg zijn voor een baan?

Het is bekend dat velen binnen deze groep risico’s lopen door een gebrek aan verzekering en pensioenopbouw. Minder bekend, maar wel degelijk bij de beslissers onderkend, is dat dit gebrek aan afdekking en opbouw ook grote risico’s in zich houdt voor de groep die wel georganiseerd is. In het jargon: de grondslag wordt er kleiner door: minder mensen moeten meer opbrengen – en dat in een tijd van vergrijzing. De zelfstandigen moeten en zullen in het collectief.

Niet werkende oplossingen

Dat er dus een discussie loopt over de collectivisering van de risico’s ligt voor de hand. De manier waarop die discussie wordt gevoerd zit echter vol nieuwe risico’s. Twee oplossingen die nu in bespreking zijn, maar niet of onvoldoende werken:

Een deel van het probleem kan worden opgelost door de ‘oneigenlijke zelfstandige’ weer in loondienst terug te brengen, zodat alleen de echte zelfstandigen overblijven. Dat zou mooi zijn, maar los van definitieproblemen is het zo tegen de trend in van schaalverkleining en flexibilisering dat het niet overtuigt.

De andere oplossing is een grote collectieve voorziening creëren voor zowel het verzekerings- als het pensioenaspect, uit te onderhandelen door de sociale partners. Dat klinkt klassiek – en dat is tegelijk het probleem ermee. Het wordt een grootschalig gedrocht. Voor iedereen, van niemand. Niet met ons, maar over ons heen. Wie zouden de ZZP’ers moeten vertegenwoordigen? Het spijt me, maar al die bonden en platforms hebben mij nooit iets gevraagd. Er zijn vele dappere pogingen gedaan om de krachten van zelfstandigen te bundelen, maar met alle lof; het spreekt niet aan. Eerder nog dan vertegenwoordiging gaat het om herkenning. Dit halfslachtige vakbondsgebeuren raakt de kern niet waarom ik zelfstandig ben en waarom ik doe wat ik doe.

Het alternatief

Wat is dan wel die kern waarop zelfstandigen zich laten (h)erkennen? Wanneer kan het misschien wel? En waar kan dat belang van die zelfstandige aansluiten bij een meer collectief belang?
Voor mij is dat ‘het vak’, de professie. Daarin moet de brug geslagen worden. ‘Zelfstandige’ is het etiket dat anderen op mij plakken, het vak is wat ik doe. En om dat vak goed uit te kunnen oefenen heb ik vakgenoten nodig, al was het maar om aan de bar over mijn vak te kunnen kletsen. We hoeven niet per se collega’s te zijn – misschien zelfs liever niet – maar we moeten elkaar wel respecteren vanuit het delen van hetzelfde vak.

Nu treft het toeval: onze economie is van oudsher al langs ‘vaklijnen’ georganiseerd. We noemen ze netwerken of groepen en als ze wat groter zijn noemen we ze branche- of beroepsverenigingen. Als zelfstandige heb ik die vaklijnen nog harder nodig dan als werknemer, dus ik kies er graag voor, mits ze mij waar leveren voor mijn geld. In de praktijk leveren ze mij zoveel waar dat ik er van meerdere lid ben. Dat kan ingewikkeld worden – of zelfs aanleiding zijn om een nieuwe vereniging op te richten – maar dat blijft mijn keuze.

Betere benutting

Wij hebben onze branche- en beroepsverenigingen verwaarloosd. Dat hebben we met z’n allen gedaan. Vele verenigingen zijn de afgelopen jaren in een existentiële crisis terecht gekomen. Gelukkig komen de betere daar nu uit. Er wordt veel geïnvesteerd in nieuwe vormen van ledenbinding, de professionele kwaliteitseisen worden verscherpt. Tegelijk blijven veel van de moderne netwerken – Linkedin groups! – in de praktijk maar matig te werken. Er komt een nieuwe generatie op de arbeidsmarkt die de collectiviteit meer waardeert dan de generaties die nu de dienst uit lijken te maken. Het is tijd het bestaande potentieel beter te benutten.

Om die reden zou het logisch zijn de collectiviteit van de zelfstandigen te laten verlopen via de vakverenigingen. Die verenigingen zouden in staat moeten zijn aan te geven of iemand voor de zelfstandigheid heeft gekozen of vak- en zielloos gedwongen was door te gaan tegen beter weten in. Het is via de vakvereniging dat een vorm van collectieve verzekering en pensioen verkregen wordt en verplicht is. Hoe de vakvereniging dat ‘aan de achterkant’ regelt, is aan de leden, inclusief de mate van keuzevrijheid binnen de beschikbare bandbreedte. Vakverenigingen zijn geen verzekeraars of pensioenregelaars, maar ze hebben al snel de schaal om in te kopen. De sleutel van het verhaal ligt in de selectievraag en niet in het collectieve financiële aanbod. Wie als vakgenoot wordt geaccepteerd, kan als zelfstandige door het leven gaan en zich tegelijk collectief gedekt weten. De samenleving kan ondertussen de vakvereniging aanspreken op de wijze waarop de kwaliteit van het vak geregeld is.

Via het vak, niet via de randvoorwaarden

Gaan we hiermee niet terug naar de tijd van de voorganger van het UWV; de Gemeenschappelijke Administratiekantoren van de branches? De geschiedenis hoeft zich niet op dezelfde manier te herhalen. De institutionaliseringsgolf van de jaren zestig en zeventig stamt uit het pre-digitale tijdperk. Collectiviteiten kunnen heel anders en vele malen sneller worden op- en afgebouwd, in ieder geval als het om de administratieve randvoorwaarden gaat. Het overleg tussen werkgevers- en werknemers wordt alleen maar gevoerd omdat we er nog steeds geen beter alternatief voor hebben gevonden. Wij zijn alleen nog maar toeschouwer. En daar moet alles aan op worden gehangen?
Wat nog steeds niet snel gaat, is het opbouwen van vakmanschap. Dat is iets wat tijd, veel doen en veel uitwisselen vergt. De vakvereniging als professioneel kader is daarom de perfecte stabiele drager voor datgene wat om collectiviteit vraagt. Ook en juist voor zelfstandigen.

Peter Noordhoek

www.northedge.nl