Waarom ontregelen twee betekenissen heeft die samen zouden moeten vallen

Deze week was de presentatie van het rapport ‘De ontregelde samenleving’. Het rapport ging uit van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA. Ondergetekende heeft de wording van het door Evert-Jan van Asselt goed geschreven rapport mee mogen maken, ook als lid van de klankbordgroep. Ik kan het er dus niet mee oneens zijn – en toch ga ik dat wel proberen. Want het kan nog scherper. We moeten zelf ontregeld worden, willen we ooit tot een ontregelde samenleving kunnen komen.

We kunnen het regelen niet laten

Zoals het boek Exodus het beschrijft, kwam Mozes met twee stenen tafelen de berg af met daarop de tien geboden. Hij was echter zo geschokt door de scene die hij aantrof aan de voet van de berg Ararat – het dansen om het gouden Kalf – dat hij de stenen tafelen op de flanken van de berg kapot sloeg. Nu wil ik niet oneerbiedig zijn, maar was het niet beter geweest als hij die stenen tafelen daar had laten liggen? Het gouden kalf is inmiddels een stier – een ‘Bull’ – geworden (tenzij het opeens een ‘Bear’ wordt, zoals nu), maar wat had Mozes ons een hoeveelheid regelgeving kunnen besparen. Dat heeft hij echter niet gedaan. Minister Donner beschrijft hoe het daarna mis gaat: ‘Israël had direct drie Bijbelboeken nodig om die tien geboden en alles wat daarmee samenhing te vertalen voor het dagelijks leven: Deuteronomium, Numeri, Leviticus. En daar kwam vervolgens het nieuwe testament nog weer overheen.’

We kunnen het regelen niet laten. Het zit kennelijk in onze natuur. Ook nu het plannings- en maakbaarheidsdenken allang in diskrediet is geraakt, gaan we toch gewoon door met regelgeven. In Nederland, afhankelijk van hoe je telt, zitten we nu in de 5e beleidsgolf gericht op deregulering. Dat zijn zeker niet alleen maar loze acties geweest, maar per saldo heeft het eerder tot herregulering dan tot een getalsmatig vermindering van regelgeving geleid. In 1982 was ik een student bestuurskunde die bijna bij toeval een Heroverwegingsrapport in handen kreeg onder de kop ‘Deregulering’. Ik besloot daar mijn afstudeerscriptie van te maken, in de verwachting dat ik snel moest zijn, anders was het thema weer weg. Al heel snel leerde ik dat het thema nooit zou verdwijnen en eigenlijk meer als ‘herregulering’ moet worden aangeduid dan als ‘deregulering’. Dat is nog steeds zo en het is één van de redenen om te vermoeden dat ik met het thema ook aan het slot van mijn carrière nog bezig zal zijn. Het ontlokt me toch een zucht – en niet van blijdschap. Deze week verscheen er een onderzoek van de Universiteit van Utrecht waarin er gekeken is wat de liberalisering in de zorg heeft betekend voor de hoeveelheid regelgeving. Welnu: het aantal wetsartikelen dat gericht is op regelingen in de zorg nam sinds 2005 met 230 procent toe. Alstublieft.

Liberale regeldrift

Het is natuurlijk wel erg interessant dat juist een op vergroting van vrijheid gericht initiatief alleen maar tot meer regelgeving leidt. Het bevestigt ook wat het rapport zegt, namelijk dat het vergroten van het aantal regels niet alleen aan het maakbaarheidsgeloof van de socialisten te wijten valt. Zoals de voorzitter van de Klankbordgroep, Hein van Oorschot, stelde: ook de liberalen hebben er een handje van, ook al heten ze paradoxaal genoeg de kampioenen te zijn van het terugdringen van de overheidsbureaucratie te zijn.

De misvatting van de liberalen schuilt in de mix van hun op individualisme gebaseerd mensbeeld en hun verliefdheid op simpele arrangementen met een krachtige vorm van leiderschap. Het individualisme leidt tot een houding van ‘overheid, bemoei  je er niet mee’ zolang alles goed gaan en een heftige verontwaardiging als diezelfde burger in het eigen belang wordt getroffen en er niet meteen direct en perfect op maat wordt gereageerd. De versimpeling leidt tot het onderschatten van aanwezige belangen en verbanden. Het wantrouwen daartegen, in combinatie met een te romantisch beeld over wat centraal leiderschap vermag, leidt tot de schijn van daadkracht. Of, in de meest extreme vorm, tot ‘proletarisch dereguleren’; alleen nog maar die regels maken en handhaven die passen bij de eigen doelen en de rest gewoon negeren – totdat anderen er onvermijdelijk over gaan struikelen. Als het om regelgeving gaat is het liberalisme aan het eigen succes ten onder aan het gaan. Rawls besefte al dat elke vrijheid begrensd wordt door de afstand tot een andermans neus, maar het liberalisme heeft bij omissie de illusie laten ontstaan dat die vrijheid nog verder strekt dan de regels aangeven. Met elke regel die de liberalen stelden maakte ze ook de afstand tot andermans neus kleiner. Daar krijg je bloedende koppen van.

Geen heiligen

En de christen-democraten dan? Welke christen-democraten? Kunnen we eigenlijk wel kiezen tussen een semi-socialistisch maakbaarheidsgeloof of het meedoen met de macho van een al te leeg liberaal vrijheidsideaal? De praktijk laat zien van niet. Om het maar hard te zeggen: we combineren al heel lang het slechtste van beide werelden en zijn er ondertussen in geslaagd ons maatschappelijk middenveld volstrekt lam te institutionaliseren. Het resterende deeltje ervan hebben we terecht overgedragen aan een laatste generatie PvdA-bestuurders. Die mogen het licht uitdoen.

Terwijl we zo goed weten waarom het anders moet. In een christen-democratisch mensbeeld is de overheid een noodzakelijke toevoeging aan de samenleving en niet andersom. In een ‘normale’ samenleving horen risico’s en is er geen garantie op geluk, maar je staat er ook niet alleen voor en er is zoiets als een geweten en eigen verantwoordelijkheid om je op koers te houden in de relatie met anderen. Een eigen verantwoordelijkheid die je vorm geeft in de relatie met anderen. Geluk maak je in die relatie met anderen; je kan het niemand beloven.

Wat is daar dan Christelijk aan? Opnieuw het woord aan de razend scherpe Donner. Bij de persconferentie naar aanleiding van het rapport kwam een razend interessante vraag van de vertegenwoordiger van het Nederlands Dagblad: “kunt u de relatie aangeven tussen secularisatie en de opkomst van de bureaucratie?’ Maar Donner ging daar mee om als een Ninja op een verjaardagspartijtje met ballonnen: ‘Ach, het ging al mis met het protestantisme. Toen die besloten de Heiligen af te schaffen was er geen andere optie meer dan het zelf te gaan regelen.’

Maar ook met een Donner in vorm blijven het natuurlijk mooie abstracte woorden: ‘eigen verantwoordelijkheid’, ‘zelf regelen’. Hoe dan? Wat moet er anders gebeuren? In het rapport staan een aantal op zich waardevolle aanbevelingen om het anders te doen. In de kern komen ze neer op minder doen, of op iets minder doen: sunset legalisation, hantering van open normen, minder uitzonderingen gebruiken, risico’s durven benoemen maar ze ook accepteren. Ik ben het erg met ons rapport eens – maar mijzelf helemaal overtuigen doe ik ook niet. Daarom wil ik hier een stap verder gaan dan het rapport over ‘de ontregelde samenleving’. Ik ga weer terug naar mijn eerste titel:

De ontwenning

Hoe bestrijdt je een verslaving? Want verslaafd zijn we. Bij politici en ambtenaren lijkt dat evident. Bij die laatste groep is dat een variant op Niskanen’s theorema: via regels maximeren we onze budgetten. Maar het geldt net zozeer voor burgers en bedrijven. Vergis je niet bij die laatsten: nergens vindt je bijvoorbeeld meer regels dan in de databanken van het Nederlands Normalisatie-instituut. Branche-organisaties danken hun bestaan nu eerder aan wat ze in Den Haag en Brussel wel of niet met regels kunnen doen dan aan wat ze nog voor hun leden weten te doen. Over burgers hebben we het al gehad, maar ik denk niet dat we voldoende beseffen hoe onzalig de regelreflex werkt bij elk incident dat zich voordoet. Zeker in Nederland, waarin de media in vergelijking tot bijvoorbeeld België ronduit manisch zijn als het om de schuldvraag gaat. Blind wordt er daarbij vanuit gegaan dat na elke misstand er maatregelen moeten volgen, terwijl de beste maatregel heel vaak gewoon niets doen is. Ja, niets doen. Aanvaarden dat er een keer iets mis gaat. Kijken hoe andere mensen hun lessen leren, verantwoordelijkheid nemen. Eigenlijk: handelen zoals je dat van een volwassen iemand verwacht. Maar dat kunnen we kennelijk niet. Als junkies moeten we ontwennen.

Ontregelen in beide betekenissen

Nog een keer Donner. Scherp, maar nu toch echt minder scherp. Bij het ontvangst nemen van het rapport maakte hij de opmerking dat de titel van het rapport nogal verkeerd zou kunnen worden opgevat. ‘De ontregelde samenleving’ kan worden gelezen als een samenleving waarin er veel minder regels zijn, maar in de meer gebruikelijke betekenis zou er dan ook sprake kunnen zijn van een samenleving die ‘ontregeld’ is in de zin van een ongeordende puinhoop. Donner maakte duidelijk dat dit volgens hem niet de bedoeling kon zijn.

Maar waarom eigenlijk niet? Zoals elke brandweerman weet die in een bos een brand wil blussen: je moet vuur met vuur bestrijden. Als christen-democraten zeggen dat we weer moeten leren leven met meer risico’s, dan moeten wij niet zelf de vleesgeworden braafheid zijn. Dan moeten er ook risico’s worden genomen. Als christen-democraten vinden dat er een gebied is tussen markt en overheid dat gevuld zou moeten worden met nieuwe verbanden, dan moeten we die wel willen vinden, ook op het internet, en er geen institutioneel verhaal van gaan maken. Laat duizend bloemen bloeien en ga niet te snel snoeien. Ontregeling heeft nu twee betekenissen, maar die zouden eigenlijk samen moeten vallen. We krijgen alleen een ontregelde samenleving als we ontregeld samen durven te leven. Start de ontwenning.

Peter Noordhoek

www.northedge.nl