Wat als je baas waanzinnig wordt? Blog bij de Boekenweek

Het is Boekenweek. Altijd heerlijk voor een liefhebber. Maar het thema is dit jaar niet licht. Waanzin is het thema. En ik dacht: wat moet ik ermee? Ik heb een collega dichter, jan graafland, die een werkelijk schitterende bundel heeft geschreven over zijn vader, iemand die aan heftige waanvoorstellingen leed. Maar ik? Dat is zover van ons vandaan. Toen kwam als een vloedgolf al mijn herinneringen terug aan mijn allereerste baas. Hij had absoluut wanen en de impact van zijn waanzin was gigantisch, op iedereen. hier beschrijf ik mijn eigen ervaringen, trek wat lessen en laat in wat gedichten zien dat waanzin bij iedereen onder de oppervlakte kan zitten – ook bij mij.

De waan, de baas

Ik studeerde af in een tijd dat de banen niet voor het oprapen lagen. Ik was dan ook dolblij toen ik via mijn professor opeens de kans kreeg omSchermafbeelding 2015-03-08 om 22.19.42 aan de slag te gaan bij een opleidingsorganisatie. Ik zou de helft van mijn tijd als ‘assistent-cursuscoördinator’ aan de slag gaan en de andere helft aan het omvormen van mijn afstudeerscriptie tot een dissertatie. Een soort aio-plus baan. Perfect. Mijn nieuwe baas was naar verluid een briljante man die het ver zou brengen. De eerste kennismaking was een succes. Hij dacht groot en daar ging ik graag in mee. We wisselden visies uit als koekjes en ik verheugde mij enorm op het uitbouwen van de organisatie. Dat dit lastig wou worden wist ik ook wel, want de subsidies zou van 100 naar 0 procent terug moeten. Maar we gingen privatiseren en alles was nu mogelijk. Leuk!

Op 1 december begon ik. Mijn chef had de gewoonte na de lunch een wandeling te gaan maken en nam mij mij. Dat waren spannende wandelingen, vol vergezichten, maar ook vol met beelden over machinaties en samenzweringsachtige situaties. Dus zo werkte het in het echte leven! Ondertussen zei hij mij ook dat er een verhuizing zou komen van ons te dure pand in het oosten van het land naar een locatie Utrecht toe. Hij moedigde mij aan om kennis te gaan maken met de verhuurder, want die zou ook een woning voor mij weten als we per 1 februari zouden gaan verhuizen. Ik moest het wel voor me houden. Waarom? Dat vertel ik je nog. .. Twee dagen voor de kerst ging ik. De man ontving mij alleraardigst, maar wat nerveus. Opeens vroeg hij: “Het gaat toch allemaal wel door?” “Ja, natuurlijk, zei ik. Dat is toch besloten?” “Ja, maar er is nog niets getekend.” En nog gingen er geen alarmbellen af. Ik reisde door naar mijn ouderlijk huis, om al aan de kerst te beginnen. Op de middag voor Kerst werd ik door mijn baas gebeld. Hij vertelde mij dat ik de voorzitter niet mocht bellen, want die was niet te vertrouwen. Die voorzitter was een voormalig spion en bewapend. Zo ging het door, de ene, wat lispelend verwoorde, uitspraak nog grotesker dan de andere. En toen hing hij opeens op. Ik stond genageld aan de vloer, naar de hoorn van de telefoon kijkend. Wat moest ik? Rustig blijven, zo zei ik mijzelf. Nadenken. Vervolgens heb ik een testvraag bedacht, heb de voorzitter gebeld en hem die vraag voorgelegd. Gelukkig bleek uit zijn antwoord dat hij niet de samenzweerder was waar mijn baas hem voor hield. Er is toen tussen mij en de voorzitter een echte samenwerking begonnen, waarbij hij mij vol vertrouwen gaf en ik mij met mijn hele hebben en houden in de organisatie ging steken, de dissertatie ter zijde schuivend.

Dat was ook nodig. Die kerst is mijn baas voor het eerst opgenomen. Op de eerste werkdag na de kerst bleek dat, behalve ik, niemand van de rest van het personeel wist dat er wat met hem aan de hand was. Dat was erg, maar erger en concreter voor de mensen was dat een verhuizing voor de deur stond naar de andere kant van het land. Hij had het niet durven vertellen. Samen met de voorzitter, heb ik hen de boodschap gebracht en de meesten ontslag gegeven. Nog geen anderhalve maand na mijn start zou ik aan de andere kant van de tafel mijn eerste personeelsleden in Utrecht aannemen. Ondertussen kregen we het bericht dat mijn baas zijn werkzaamheden zou hervatten. Midden in de verhuizing. Hoe hield ik het zittende personeel gemotiveerd – en hoe legde ik dat het nieuwe personeel uit?
Hij keerde terug en bijna onmiddellijk ging het weer ernstig mis, inclusief een reële dreiging van fysiek geweld. Een paar weken lang hebben we in een absurde situatie geleefd, altijd op ons qui vive voor een emotionele ontploffing van de baas. Het was mijn eerste echte ervaring met een emotioneel totaal onvoorspelbaar iemand. Elke ochtend ging ik meer op mijn qui vive naar mijn werk dan ik in de diensttijd in de jaren daarvoor ooit door de Duitse bossen had geslopen. Ondertussen zocht en kreeg ik gelukkig de steun van mijn voorzitter. Uiteindelijk greep zijn familie in en werd hij weer opgenomen. Was het afgelopen? Nee, de behandelend artsen vonden het in het belang van de patient dat hij op zijn werk kon revalideren. Hij kwam weer terug, nu echter in een organisatie die niet meer naar zijn, maar naar mijn hand stond. Wat te doen? Gelukkig probeerde hij er in het begin het beste van te maken. We kenden nu beiden zijn signalen van spanning en dan verliet hij eenvoudig het kantoor. Toch ging het weer mis. In mijn hoofd staan de beelden gegrift van een situatie waarin een door hem lief gevonden medewerker zijn kamer niet uit mocht. De deur ging op slot. Uren lang. In feite een gijzeling dus, met een reële dreiging, maar niet in zijn beleving. Ik weet nog precies waar ik was toen ik de GGD belde om hen te laten interveniëren, maar dat direct de hoorn werd neergelegd nadat ik ontkennend had geantwoord op de vraag of ik familielid was. Die situatie mochten we zelf oplossen.

Toen hij kort daarna alsnog werd opgenomen dachten we; nu is het duidelijk; hij kan niet meer terugkomen. Na een paar maanden kregen we echter het bericht dat hij op die en die datum zijn werkzaamheden weer zou hervatten. Of wij wilden meewerken aan zijn herstel. Tot dan toe had ik het aan de voorzitter en het bestuur overgelaten om met een oplossing te komen, maar het werd me erg duidelijk dat de bedrijfsarts zijn eigen plan trok en dat was het plan van mijn baas. Ik wist hoe goed hij in zijn goede momenten kon zijn en kreeg het beeld dat hij zijn werkelijkheid had weten op te leggen op de bedrijfsarts. Ik had een keuze te maken tussen de patient en het kantoor. Anders zou een van twee er onder door gaan, ook omdat al die tijd dat hij ziek as er niet voldoende tijd was om een vervanger voor hem aan te trekken. Beiden tegelijk kon niet meer. In een zo feitelijk mogelijk verslag heb ik toen geschreven over alles wat gebeurd was en de impact ervan op de organisatie. Opnieuw ging het na zijn terugkeer al snel mis, maar dit keer maakte de bedrijfsarts het mogelijk hem te ontslaan. Zijn familie nam mij dit zeer kwalijk, maar ik denk niet dat ik een alternatief had. Ik zie nog hoe hij – een man van nog geen veertig – wankel en met starende ogen de deur van ons kantoor uit werd geleid. Ik heb hem nooit meer gezien.

Lessen

Het kan dus gebeuren; een baas met ‘waanzin’. Maar wat is waanzin? En wanneer gaat het te ver wat iemand in zijn of haar wanen doet? Vermoedelijk hebben bedrijfsartsen meer oog voor het bedrijfsbelang dan in de tijd die ik nu beschrijf (en zijn de termen ook heel anders), maar het is ook een gegeven dat iemand die wanen heeft uiteindelijk gewoon ziek is en een ziek iemand heeft recht op een terugkeer naar de werkplek.
Ik ben geen psycholoog en mijn ‘ervaringsdeskundigheid’ ligt inmiddels al een tijd achter me, dus neem mijn lessen niet al te letterlijk, maar dit geef ik graag mee:

– reageer niet te direct 
Geef jezelf even tijd om te bedenken of beseffen of iets uit een waan of niet komt. Soms kan iemand op het erk terecht boos zijn, soms komt het totaal uit het ongerijmde en is het resultaat van de waan. Het kon gebeuren dat mijn baas opeens mijn deur opentrok en letterlijk wetboeken naar mijn hoofd gooide. Nooit goed raak gelukkig en later zagen de humor er wel van. Had ik toen primair gereageerd was de situatie op een volgens mij verkeerde manier geasfalteerd. De ander is ziek, jij dient daar rekening me te houden, hoe moeilijk ook.

– leg uit
Achteraf heb ik niet genoeg tijd besteed aan het uitleggen wat de consequenties konden zijn van de wanen van onze baas. Deels is dat omdat het nog niet te overzien was, maar deels was het omdat ik te snel aannam dat iedereen er op dezelfde manier op zou reageren. Ik had mij veel onrust kunnen besparen als ik de situatie eerder open had gegooid, zowel naar de directe medewerkers toe als naar de naaste leveranciers en partners in het netwerk.

– herken samen de patronen en signalen
Na de tweede keer hebben we goed gesproken over waarschuwingssignalen. Mijn baas was allesbehalve dom en had op een bijzondere manier heel scherp door wat hem gebeurde. We spraken er samen over en stelden – op schrift – een lijst met signalen vast. Dat hielp bij het voorkomen van escalaties en de keren dat het niet lukte, kreeg het lezen van de samen gemaakte observaties hem rustig – behalve de keer dat het tegendeel gebeurde.

– hou vast aan de feitelijkheid en leg die vast
Uiteindelijk drong ik door tot de bedrijfsarts en vooral door hem heel feitelijk te beschrijven a) welke feitelijkheden zich voor hadden gedaan en welke impact dat had op de medewerkers en b) hem te informeren over de consequenties voor de organisaties. Mede doordat zijn salaris veruit het hoogste van ons allemaal was en we zolang hij officieel nog werkte geen geld voor vervanging hadden, dreigden we echt roemloos ten onder te gaan. Voor mij had dit absoluut een zonnige kant: ik kreeg hierdoor de kans om zelf de organisatie op te gaan bouwen. Toch had ik de periode met een waanzinnige baas liever willen missen.

De zot in ons allen

En tot slot: herken de zot in ons allen. Het goede van mijn hele geschiedenis met de waanzinnige baas is dat ik er de poezie mee heb herontdekt. Dat heeft bij mij direct en indirect tot twee teksten geleid: een dichtroman “Op een rand” en de ontdekking van een hele categorie nieuwe gedichten: die van de gedichten over organisaties, ook weer verzameld in een grote bundel. Ooit worden ze nog eens herontdekt.
Er zijn vele manieren om je in waanzin te verdiepen. Je kan er geleerde boeken over lezen. Je kan er case-studies over lezen – deze Boekenweek zal er een aantal bijzondere presenteren – en je kan zelf proberen om gek te worden. Ik denk vrij ver in dit laatste te zijn gegaan, maar dat begon mij pas wat te lukken toen ik stopte met het schrijven van lange zinnen en in mijn gedichten afscheid nam van elke vorm. Het lukte nog het beste toen ik toe ging geven aan al de ’tics’ die ieder mens heeft – het trommelen met de vingers, klikken met een pen, het tikken tegen je wang – en die op ging schrijven, tegelijk met mijn gedachten.

Tak tan
Tak
Kort tik
Ik
Tak tan
Tak
Op ’t tafelblad
Tan tak
’t Ritme da’k tik
Tak tok
In me zit
Tan tak
‘k Zeg
Stik
Tik tan
Tan tok
Eh
Gruwel
Tan tak
Tak tan

Eh

Oh, STOP!

‘k Zeg tak

Tak

Oh, help, stop
Is dit poëzie? Weet ik veel, voor mij wel. De drang weet u, de drang.

Ged.83.Eén twee

En het stopt ook nooit.

Met streken en strelen
Strekt hij straf stroeve strepen strak:
Hij is een strever op het strand
Waar zijn stramme hand
Met zand
Bouwt aan een nieuwe rand
Voor Nederland

Ach, zo zegt hij, wat is land
Zonder een strakke streep van zand?

Zo speel je met je geest en de tijd. Het zou wel bij mij passen om zo te gaan. Of niet? De lezer kan nu namelijk wel denken dat hij weet wie ik ben en wat ik over bazen en waanzin enzo denk, maar toch … toch lach ik jullie uit

Van achter woorden
Lach ik jullie uit
Ik weet
Al zeg ik duizend keer
Dat ik niet ben wat ik schrijf
Ik weet
Dat keer op keer op keer
In alles wat ik schrijf
De lezer mij
Zijn schrijver leest
En daarin mijn
Zijn karakter leest

Deze schrijver lacht jullie uit
Stapt vrolijk in een nieuwe schrijvershuid

Peter Noordhoek